Waterveiligheid
Het gebruik van gebiedseigen grond op zich heeft geen direct effect op de waterveiligheid. Het effect op waterveiligheid komt voort uit wat uiteindelijk wordt gedaan met de gebiedseigen grond en hoe het gewonnen wordt. In Nederland is het hergebruik van klei voor de dijkenbouw de meeste gebruikte toepassing. In Nederland bouwen we doorgaans met klei die aan de standaardeisen voldoet. Bij het ontwerpen van dijken met grond die lokaal beschikbaar komt, dient rekening gehouden te worden met klei die niet volledig aan de standaard eisen voldoet. Bepaalde parameters zijn anders dan de standaardklei, zoals bijvoorbeeld het gehalte aan zout en organische stof. Dat leidt mogelijk tot ander beheer, onderhoud en tot ander gedrag bij belasting door een storm. De verwachting is dat meer nazorg nodig is ten opzichte van een dijk met klei die aan de standaardeisen voldoet. Daar tegenover staat dat de aanleg goedkoper wordt (POV-DGG, 2021).
Indien de gebiedseigen grond volledig voldoet aan de standaardeisen zijn er enkel voordelen in de toepassing in een grondgestuurd dijkontwerp. Wanneer niet (volledig) aan de standaardeisen wordt voldaan in een grondgestuurd dijkontwerp is het mogelijk om aan te tonen dat het ontwerp wel voldoet, dit kan door (POV-DGG, 2022):
- Nuanceren van de standaardeisen door terug te gaan naar functionele eisen. Men kan onderbouwd afwijken van de standardeisen als de afwijkende eigenschap niet relevant of significant is. Of door aan te tonen dat de afwijking tijdens de planperiode van een dijkversterking niet tot problemen leidt. Bepaalde grondeigenschappen kunnen na verloop van tijd verslechteren, wat de kwaliteit van de grond vermindert. Voorbeelden hiervan zijn verminderde erosiebestendigheid en sterkte, en verhoogde doorlatendheid door structuurvorming. Een afwijking is acceptabel als eventuele verslechtering in materiaaleigenschappen door veroudering voldoende beperkt blijft tijdens de planperiode van een dijkversterking.
- Ruimte zoeken in het ontwerp. De praktijk toont aan dat er mogelijkheden zijn voor het toepassen van gebiedseigen grond met afwijkende eigenschappen als er ruimte is in het ontwerp. Dit gaat onder andere over aanpassingen aan de dijkgeometrie, zoals een erosiebufferzone, dikkere kleilaag of een flauw buitentalud (zie NBS Brede Groene Dijk). Het toepassen van extra materiaal of een erosiebufferzone op de vooroever (opofferingszone) wordt op verschillende plekken in Nederland toegepast. Voorbeelden zijn het Zwin in Zeeland en langs de Maas bij Dijkversterking Ooijen-Wanssum.
- Opwaarderen van grond tijdens de uitvoering. Door specifieke keuzes in de uitvoeringsmethode worden grondeigenschappen beïnvloed en opgewaardeerd. Relevante grondeigenschappen zijn onder meer het watergehalte, de daaraan gekoppelde consistentie-index, de dichtheid en de verdichtingsgraad. Deze toestandsparameters hebben een duidelijke relatie met constructieve gedragseigenschappen, zoals doorlatendheid, erosiebestendigheid, vormvastheid, sterkte, gewicht, begroeibaarheid, verwekingsgevoeligheid en structuurvorming. Denk bij verschillende uitvoeringsmethodes bijvoorbeeld aan verdichting en rijping (zie NBS Kleirijperij) en opslag in depots.
- Aanpassen van het beheer en onderhoud na realisatie. Zoals monitoring van het langetermijngedrag.