Bijdrage aan Natuurdoelen
Dijkterugleggingen en nevengeulen
De mate waarin deze maatregel kan bijdragen aan natuurdoelen is sterk afhankelijk van de ruimte die geboden wordt, naast waterveiligheid, voor natuurontwikkeling. Voor diverse natuurwaarden geldt dat deze conflicterend kunnen zijn met hoogwaterveiligheid: minder frequent overstroomde graslandtypen en bostypen zorgen voor minder afvoercapaciteit. Dit neemt niet weg, dat juist deze natuurtypen onder druk staan in het rivierengebied, maar juist essentieel zijn voor een samenhangend ecosysteem in het rivierengebied. Hier moet juist ruimte voor gezocht worden in het rivierengebied. Uiteindelijk bepaalt de integrale inrichting en beoordeling van bestaande (beschermde) natuurwaarden de feitelijke bijdrage aan natuurdoelen. Dit is een project specifieke beoordeling.
Onderstaande Tabel 2.3 geeft weer welke natuurwinst mogelijk is. Hierbij is vooral uitgegaan van terrestrische natuurinrichting. Wanneer ook water, moeras of heulen gegraven worden, draagt dit ook bij aan aquatische doelen. De beschrijving van deze natuurwinst is opgenomen onder Uiterwaardmaatregelen.
Uiterwaardmaatregelen
Uiterwaardmaatregelen betreffen vooral maaiveldverlagingen om de doorstroming te verbeteren. Bijdragen aan natuurdoelen focussen zich vooral op vochtige grasland- en bostypen en aquatische doelen. De mate waarin bostypen ruimte krijgen is afhankelijk van de integrale inrichting waarbij opstuwende werking van vegetaties minimaal is of wordt toegestaan.
Zomerbedmaatregelen
Met name de realisatie van langsdammen in combinatie met het verwijderen van de aanwezige kribben biedt perspectief voor ecologisch herstel. Achter de langsdam is minder sprake van negatieve impact van scheepvaart. Het biedt kraam-, opgroei- en rustgebieden voor tal van soorten zoals vis en mosselen. Dit blijkt ook uit de Rapportage natuurgegevens langsdammen Waal 2016 – 2020. Daarnaast ontstaat door het verwijderen van de stenige oever met kribben ruimte voor natuurlijk herstel van de oever, zoals zandige oevers, en verwijdert het hard substraat dat gebruikt wordt door invasieve uitheemse soorten (Collas et al., 2020; Flores et al., 2021; Flores et al., 2022).