Soortenrijke grasbekleding

Ontwerp, aanleg & Beheer

Bij de aanleg van soortenrijke dijkbekleding wordt speciale aandacht besteed aan de samenstelling van de toplaag, het inzaaimengsel en het ontwikkelingsbeheer in de eerste 4 jaar na aanleg. Bij het bepalen van de visie moet de waterkeringbeheerder een keuze maken voor het streefbeeld met de samenstelling en structuur van de vegetatie en de waterstaatkundige functie van de vegetatie.

Soortenrijke vegetatie kan vooral tot ontwikkeling komen in bodems van lichte tot zware zavel. Wanneer bij dijkversterkingen de toplaag van de waterkering aan de eisen voldoet, kan deze worden hergebruikt (goed te koppelen aan “Gebruik van gebiedseigen grond”). Indien nieuwe grond moet worden is de korrelverdeling van de zandfractie (D60/D10 40-200) en het gehalte organisch materiaal (3-7% optimum) van belang.

Daarnaast dient de nieuwe toplaag niet te sterk verdicht te worden en moet worden gezorgd voor een geleidelijke overgang in granulaire samenstelling van toplaag naar onderlaag.

Op basis van een vegetatieanalyse van honderden dijkvakken is een voorstel ontwikkeld voor nieuwe mengsels die geschikt zijn voor verschillende bodemtypen en beheervormen. Dit onderscheid is gemaakt omdat in de uitersten van de minerale samenstelling (zand en zware klei) bepaalde soorten niet zullen aanslaan of volhouden. Ook maaien en beweiden leveren andere vegetatietypen op. Het is zinloos om bepaalde dure zaden op te nemen in mengsels waar de soort geen toekomst heeft. Kamgras verdwijnt bijvoorbeeld bij maaibeheer.

Het inzaaimengsel moet worden afgesteld op de aanwezige bodemsamenstelling. Twee typen zadenmengsels worden aangeraden voor Nederlandse waterkeringen: Dijken basis Gras (DbG) en Dijken basis kruiden (DbK).

Figuur 7.2: Relatie tussen bodemeigenschappen, vegetatiekenmerken en erosiegevoelighied (bron: Handreikinggrasbekleding.nl)

De eerste vier jaar is actief ontwikkelbeheer nodig, om een soortenrijke vegetatie de kans te geven zich goed. Hiervoor is ook ontwikkeling van de beworteling en het bodemleven van belang.

Drie soorten beheer kunnen worden onderscheiden:

  • ontwikkelbeheer (0 – 4 jaar);
  • instandhoudingsbeheer (>4 jaar);
  • herstelbeheer.

Ontwikkelbeheer (0-4 jaar)

De beheerder verkrijgt hoge soortenrijkdom in eerste instantie door op de juiste wijze in te grijpen in de concurrentieverhouding tussen de gras- en kruidensoorten. Daarna bevordert hij hoge soortenrijkdom door zoveel mogelijk soorten de kans te bieden om tot bloei en zaadzetting te komen. Een lage biomassaproductie bereikt hij door een optimaal beheer toe te passen waarbij beheermethode, -frequentie en -tijdstip een belangrijke rol spelen. Doel daarbij is de bodem te verschralen (maaien en afvoeren) zonder dat dit ten koste gaat van zaadzetting en –verspreiding.
Denk vooraf na over de wijze van het onderhoud bij het ontwikkelingsbeheer. Als de beheerder kiest voor een vorm van klepelen, heeft het weinig zin om bij het inzaaien dure zaden voor kruiden mee te zaaien. Die zullen naar verwachting verloren gaan bij dit type onderhoud.

Instandhoudingsbeheer (>4 jaar)

Instandhoudingsbeheer is de vorm van beheer die het meest en langdurig wordt toegepast op dijken. Ontwikkelingsbeheer en herstelbeheer worden slechts tijdelijk toegepast. Na de aanlegfase van vier jaar zijn er verschillende ontwikkelingsscenario’s mogelijk. Het instand-houdingsbeheer dient optimaal aan te sluiten bij de gekozen beleidslijn en streefbeeld.

Hoewel na verloop van tijd een tamelijk homogene dijkvegetatie verkregen kan worden zullen er altijd verschillen in ontwikkeling zijn. Vaak is de dijkvegetatie op steilere delen van de dijk en op het zuiden gerichte delen soortenrijker en bloemrijker dan op de overige delen van de dijk. In dat geval kan ervoor worden gekozen om deze bloemrijkere delen in het voorjaar niet of later te maaien dan de overige delen. Dit heeft twee grote voordelen: 1. Het ongemaaide deel van de dijk dient als vluchtplaats voor tal van vliegende en niet vliegende insectensoorten en 2. De planten die door kunnen bloeien blijven nectar en stuifmeel leveren voor de insectensoorten die hier deels of geheel van afhankelijk zijn. Een dergelijk aangepast maaibeheer is de afgelopen jaren onder meer toegepast (door ANV De Ploegdriever) op het binnentalud van de Waalbandijk in de Ooijpolder tussen Millingen aan de Rijn en Nijmegen (zie foto’s beneden).

Er kan ook voor worden gekozen om het binnen- en het buitentalud op verschillende tijdstippen te maaien. In het algemeen bestaat de toplaag van het buitentalud uit een zwaardere grondsoort (hoger kleigehalte) dan het binnentalud. Hierdoor is de biomassaproductie op het buitentalud vaak hoger dan op het binnentalud en dient het buitentalud dus eerder gemaaid te worden. Ook hierdoor wordt voorkomen dat alle dijken in een keer worden gemaaid en de fauna van de dijken tijdelijk nergens terecht kan.

Figuur 7.3: Aangepast, uitgesteld maaibeheer op de zuidelijke Waalbandijk tussen Kekerdom en Nijmegen (bron: handreikinggrasbekleding.nl)
Figuur 7.4: Het bovenste, bloemrijke deel van het binnentalud wordt later gemaaid dan de rest van de dijk en het buitentalud (bron: handreikinggrasbekleding.nl)
Figuur 7.5: De ongemaaide delen van de dijk dienen als refugium en leveren nectar, stuifmeel en zaden terwijl de rest is gemaaid. (bron: handreikinggrasbekleding.nl)

Herstelbeheer

Herstelbeheer kan bestaan uit maaibeheer, beweiding of begrazing en uit een combinatie van maaibeheer en beweiding of begrazing.
Het herstelbeheer kan bestaan uit maaibeheer, beweiding of begrazing en uit een combinatie van maaibeheer en beweiding of begrazing. Door bepaalde situaties kan de beheerder kiezen voor beheer van probleemsoorten, het beheer van bijzondere soorten of bij-vriendelijk beheer.

Bij herstelbeheer wordt meestal maaibeheer toegepast omdat maaiapparatuur flexibel (op juiste tijdstippen) en desgewenst kleinschalig kan worden ingezet (bosmaaiers voor lokaal beheer op locaties met probleemsoorten). Bij herstelbeheer in de vorm van maaibeheer zijn de volgende aspecten van belang: frequentie, tijdstip, methode en maaihoogte. Deze aspecten bepalen tezamen de samenstelling en structuur van de dijkvegetatie/grasbekleding. Soms is echter de inzet van grazers een prima methode om plaagsoorten tegen te gaan.

Soms wordt herstelbeheer toegepast in combinatie met doorzaai met een geschikt inzaaimengsel. Als bodembemonstering daartoe aanleiding geeft kan de beheerder een uitgekiende mestgift geven. In het uiterste geval kan de beheerder kiezen voor inzet van chemische middelen, passend binnen de wetgeving.

Voor het succes van herstelbeheer is het soms nodig de waterkering of de omgeving aan te passen, zoals:

  • natte plekken draineren;
  • bomen opsnoeien, uitdunnen of kappen op schaduwrijke plekken die te leiden hebben onder bladval;
  • afrasteringen verwijderen.

Herstelbeheer is eigenlijk altijd maatwerk. Zie voor meer informatie over het beheer en aanleg van (soortenrijke) grasbekleding Handreikinggrasbekleding.nl