Aanleg begroeide vooroever en voorland

Overview

Tabel 4.1: Doorzoekbaarheidstabel Begroeide vooroever en voorland

Categorie: Verlagen waterstand en/of golfbelasting, Vergroten sterkte dijk
Locatie: Rivier/ Meer
Dijkversterking projectfase: Initiatief, Verkenning

Figuur 4.1: Aanleg begroeide vooroever en voorland © One Architecture, EcoShape

Beschrijving

Voor de dijk kan een vooroever of voorland worden aangelegd. Een vooroever is relatief laag gelegen en ligt gemiddeld onder water, een voorland relatief hoog gelegen en bevindt zich overwegend boven de waterspiegel. De toepassing van een begroeid voorland of vooroever is goed toe te passen in combinatie met andere NBS dijken en natuur.

Ondiepe vooroevers dragen bij aan verbetering van de waterveiligheid door:

  • vermindering van golfimpact/overloop door het dempen van golven; inkomende golven verliezen hun energie door te breken in ondiep water en door de weerstand die ze ondervinden in begroeide gebieden;
  • stabilisatie van de buitenzijde van de dijk: de grondmassa die op de dijk rust, fungeert als een stabiliserende berm;
  • vermindering van piping door de kwelweglengte te vergroten en – indien nodig – door onderdelen met een lage doorlatendheid, zoals een kleilaag, toe te voegen.

Het ecosysteem van een vooroever of voorland levert een bijdrage aan (natuur)doelen door:

  • regulering als golfdemping, erosiepreventie, sedimentopvang, bodemvorming, nutriëntencyclus, broeikasgasvastlegging, waterzuivering;
  • grondwateropslag, voedselproductie voor herbivoren, rust-/foerageer-/broedplaats voor trekvogels en verblijvende vogels, biomassaproductie, corridor tussen bestaande gescheiden ecosystemen, voortplantingsruimte voor vissen, schelpdieren en schaaldieren;
  • ondersteuning van bijvoorbeeld de beschikbaarheid van zoetwatermoerasbiotopen, recreatie;
  • de esthetische waarde van een ‘natuurlijk’ landschap.

Overwegingen voor toepassing

Ondiepe vooroevers of uiterwaarden nemen ruimte in beslag, dus ze kunnen alleen worden toegepast waar voldoende ruimte beschikbaar is. In het geval van meren is dit meestal geen probleem, in ieder geval niet zolang overstroombare natuur wordt aangelegd, zie de kamerbrief over ‘water en bodem sturend’ (25 november 2022, documentnummer 27625-592). Bij rivieren vereist dit punt speciale aandacht. Vooroevers en voorlanden in het stroomvoerende deel kunnen leiden tot opstuwing en hogere waterstanden. Volgens rivierkundige beoordelingskaders is dit in principe niet toelaatbaar. Buiten de stroomvoerende delen leidt aanleg van een voorland in principe alleen tot een afname in bergend volume. Het ontnemen van bergingsruimte van een rivier heeft gevolgen voor de hoogte en snelheid van hoogwatergolven. Aangezien overstromingsopslag in een rivier wordt bepaald door de breedte aan het wateroppervlak, betekent dit dat het vooroeverniveau bij voorkeur onder het ontwerpwaterpeil moet blijven. Aan de andere kant moet het niveau hoog genoeg zijn om effectief golven te dempen onder ontwerpomstandigheden.

Figuur 4.2: Waterbergingsgebied en natuurlijke vooroever in de Schelde, België (EcoShape website)

Kosten

De bouwkosten van vooroevers worden grotendeels bepaald door de kosten van het aan te brengen volume sediment en eventuele benodigde constructies (bijvoorbeeld strekdammen of golfbrekers) om het sediment op te sluiten. Onderhoudskosten omvatten het onderhoud van de zandrand en de vegetatie. Na een zware storm kan het nodig zijn om delen van het profiel te herstellen. De aanlegkosten kunnen vergelijkbaar of zelfs lager zijn dan die van traditionele dijkversterking. Monitoring en beoordeling kunnen extra kosten met zich meebrengen in vergelijking met een traditionele dijk (Tabel 4.2, zie Haskoning, 2011).

Vanuit het perspectief van Life Cycle Costs (LCC) kan de aanleg van een dijk met een ondiepe vooroever in bepaalde gevallen goedkoper zijn dan een traditioneel ontwerp, omdat de kostenbesparingen op het aanleggen relatief hoog zijn in vergelijking met de extra kosten voor onderhoud. Vooral als de vooroeverontwerpen in staat zijn om voldoende sediment in te vangen om mee te groeien met geleidelijk veranderende hydraulische belastingen (meerpeil, waterstanden bij extreme rivierafvoeren en zeespiegelstijging), kunnen de toekomstige kosten voor onderhoud en dijkversterking aanzienlijk lager zijn.

Enkele belangrijke kostenbepalende aspecten zijn:

  • de waterdiepte voor de dijk, en daarmee het aan te brengen volume sediment;
  • de noodzaak voor het aanleggen van harde constructies voor het opsluiten van de vooroever of het voorland.
  • de mate waarin aanleg van een vooroever of voorland de opgave voor de dijk zelf kan wegnemen (verhoging kruin, vervangen bekleding, aanpassingen binnentalud, enz.).
  • de beschikbaarheid van lokaal gewonnen sediment, waarbij mogelijk klei en veen gebruikt kan worden als opvulmateriaal en zand als toplaag.